Onderstaand vind je de antwoorden op veelgestelde vragen. Heb je een aanvullende vraag of kun je geen antwoord vinden? Stel je vraag dan via ons contactformulier.
Een pup krijgt zijn eerste vaccinatie op de leeftijd van 6 weken, meestal nog bij de fokker.
Vervolgens krijgt hij herhalingsinentingen op 9 en 12 weken bij uw dierenarts.
Daarna volstaat een jaarlijkse hervaccinatie om de bescherming op peil te houden.
Belangrijk:
Gaat uw hond naar een kennel, hondenhotel of hondenschool? Dan is een inenting tegen kennelhoest verplicht.
Hond | Pups: op 2, 4, 6 en 8 weken leeftijd Jonge honden: vanaf 8 weken om de maand tot een leeftijd van 6 maanden Moederdieren: tegelijk met de pups Volwassen honden: 3 tot 4 keer per jaar |
Kat | Kittens: op 3, 5, 7 en 9 weken leeftijd Jonge katten: vanaf 9 weken om de maand tot een leeftijd van 6 maanden Moederdieren: tegelijk met de kittens Volwassen dieren: 3 tot 4 keer per jaar |
Afhankelijk van het leefmilieu, de leeftijd en andere factoren van uw dier, kan er gekozen worden tussen vlooienbanden, pipetjes of pillen. Voor meer informatie kunt u bij ons terecht in de praktijk.
Elke hond of kat die naar het buitenland reist, moet naast de gewone jaarlijkse inentingen ook gevaccineerd worden tegen hondsdolheid (rabiës). De invoereisen kunnen per land verschillen. Bij de eerste inenting tegen hondsdolheid moet deze minstens 21 dagen voor vertrek worden toegediend. Sommige landen vereisen een bloedanalyse. Daarnaast moet het dier aan bepaalde voorwaarden voldoen: het moet gechipt en geregistreerd zijn en in het bezit zijn van een geldig Europees paspoort.
Alle dieren die binnen de EU reizen, moeten gevaccineerd zijn tegen hondsdolheid. De vaccinatie is 21 dagen na toediening geldig, of onmiddellijk als het gaat om hervaccinatie, zolang de vorige vaccinatie nog geldig was. De geldigheidsduur van de vaccinatie is binnen de EU drie jaar.
Dieren jonger dan 15 weken kunnen geen geldige vaccinatie tegen hondsdolheid hebben gehad en mogen niet naar andere landen reizen.
Als u met vijf of meer dieren reist, moeten ze een klinisch onderzoek ondergaan. Het paspoort moet dan aangevuld worden met een certificaat, uitgegeven door de Provinciale Controle Eenheid van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).
Voor reizen naar Ierland, Finland, Malta of het Verenigd Koninkrijk is een behandeling tegen de worm Echinococcus multilocularis noodzakelijk. Deze behandeling moet tussen 120 en 24 uur voor de geplande binnenkomst in een van deze landen plaatsvinden.
Dieren die buiten de EU reizen, moeten naast de bovengenoemde voorzorgsmaatregelen ook een bloedonderzoek ondergaan. Dit moet ten minste 30 dagen na de vaccinatie en 3 maanden voor vertrek gebeuren. Het bloedonderzoek moet aantonen dat het dier voldoende antistoffen tegen hondsdolheid heeft opgebouwd, wat betekent dat de vaccinatie effectief is. Het bloedonderzoek moet uitgevoerd worden in een door de EU erkend laboratorium. Dit onderzoek is verplicht voor reizen naar landen buiten de EU, tenzij anders aangegeven door het FAVV.
Een kitten wordt, in tegenstelling tot een pup, voor het eerst gevaccineerd op 9 weken. Vervolgens wordt het kitten op 12 weken nogmaals gevaccineerd. Daarna is er een jaarlijkse herhaling van de vaccinaties nodig om de bescherming te behouden.
Elke diersoort heeft een verschillende gemiddelde levensduur, en zelfs binnen dezelfde soort kan de levensverwachting variëren, afhankelijk van het ras. Kleine rassen leven over het algemeen langer dan grote rassen. In het algemeen beschouwen we een hond ouder dan 7 jaar als een senior, en voor katten geldt dit vanaf 10 jaar.
Het ouder worden van je huisdier gaat gepaard met een verhoogd risico op verschillende aandoeningen. Naarmate de leeftijd vordert, zullen de organen van je huisdier minder goed functioneren, en de kans op ziekten neemt toe. Omdat dit proces geleidelijk verloopt, vallen de symptomen vaak pas op als de ziekte al in een gevorderd stadium is. Een jaarlijks bezoek aan de dierenarts is dan ook belangrijk om de gezondheid van je oudere huisdier te behouden. Soms kunnen symptomen van ernstige aandoeningen verkeerd geïnterpreteerd worden als ‘normaal voor een ouder dier’.
Een regelmatig bloedonderzoek is aanbevolen. In sommige gevallen kan je dierenarts andere onderzoeken voorstellen, zoals röntgenfoto’s, echografieën of andere tests. Dit helpt om aandoeningen vroegtijdig op te sporen. Tijdige behandeling kan de levensduur en de kwaliteit van leven van je huisdier aanzienlijk verbeteren.
Wat kun je doen om je ouder wordende huisdier te helpen?
Zorg voor een comfortabele, zachte en schone ligplaats. Er zijn tegenwoordig zelfs ‘orthopedische bedden’ beschikbaar voor honden met artrose.
Zorg voor dagelijks vers water en aangepaste seniorvoeding. Bij het ouder worden wordt je huisdier minder actief, wat betekent dat hij of zij minder calorieën nodig heeft. Seniorvoeding is speciaal aangepast aan de behoeften van oudere dieren.
Houd veranderingen in de waterinname en eetlust goed in de gaten.
Verwacht niet te veel van je seniorhond! Hoewel hij of zij misschien nog achter een bal wil rennen, is het belangrijk om dit met mate te doen. Artrose, spieratrofie en andere ouderdomsproblemen kunnen zijn tol eisen.
Wanneer moet je je dierenarts raadplegen?
Toegenomen stijfheid of mank lopen, moeite met trappen lopen of moeilijk opstaan: dit kan wijzen op artrose. Tegenwoordig zijn er goede medicijnen beschikbaar om de pijn door artrose te verlichten.
Slecht ruikende adem of bloedend tandvlees: een goede mondhygiëne is belangrijk voor de gezondheid van je dier. Tandplak, tandsteen en tandvleesontsteking kunnen vaak voorkomen bij oudere dieren. Een tandreiniging en aangepaste medicatie kunnen nodig zijn.
Overmatig hijgen of hoesten: dit kan wijzen op hartproblemen. Veel oudere dieren hebben last van slijtage van de hartkleppen, wat kan leiden tot hartinsufficiëntie.
Problemen met de melkklieren of geslachtsorganen: let bij niet-gesteriliseerde dieren op de loopsheid en controleer regelmatig op gezwellen in de melkklieren. Bij reuen is het belangrijk om te letten op teelbalkanker of een vergrote prostaat.
Veranderingen in gewicht of eetlust: een verminderde eetlust of gewichtsverlies kan wijzen op interne problemen. Je dierenarts kan voeding adviseren die past bij de gezondheid van je huisdier, bijvoorbeeld bij nierproblemen, obesitas of tandproblemen.
Veranderingen in wateropname of plasgedrag: overmatige dorst kan een symptoom zijn van diabetes, nierproblemen of baarmoederontsteking. Problemen met plassen kunnen wijzen op infecties, blaasstenen of verminderde blaascontrole.
Vermindering van zintuiglijke functies (blindheid, gehoorverlies, scheve kopstand): dit kan wijzen op verschillende oorzaken, zoals suikerziekte of ouderdomsgebonden dementie.
Haarverlies en slechte huidconditie: dit kan wijzen op huidtumoren, wratten of talgklierontstekingen. Het is belangrijk om dit niet te negeren, omdat huidproblemen vaak verergeren bij oudere dieren.
Regelmatige controle door de dierenarts kan ervoor zorgen dat je huisdier de beste zorg krijgt in zijn of haar seniorjaren.